Door familieomstandigheden had ik in mijn jeugd vaak verdriet. Daarentegen had ik een sterke levenslust, misschien juist wel daardoor. Dat zou me later goed van pas komen. Tussen mijn 17e en 21e jaar openbaarde zich eerst de Manisch depressiviteit en later de Ziekte van Bechterew. Naarmate ik ouder werd, verergerden beide ziekten zich .Diepe depressies, psychoses, angsten, extreme opgewektheid en uiteindelijk enkele suïcidepogingen leidden tot een gedwongen opname in een psychiatrische kliniek.
Medicatie, therapieën en strenge psychiatrische controle hebben me tot op heden redelijk goed door het leven geloodst. Forse bewegingsbeperking, voortdurende vermoeidheid en problemen met ademhalen zijn inmiddels de grootste complicaties van de Ziekte van Bechterew. Ondanks alles heb ik altijd geprobeerd met open vizier het leven tegemoet te treden. Door mijn optimisme en doorzettingsvermogen en met de steun van mijn gezin heb ik het vooralsnog aardig gered.